In de trein langs Veertigmorgen, het Naardermeer en de Wijde Blik. Alle schakeringen bruin. Het dunne laagje ijs op het zwarte water. De rietkragen, het veen. Een enkele kale boom. Dat alles badend in de felle winterzon. Een enkele roofvogel schiet door de lucht. Ploeterende ganzen aan de waterkant. Hadden ze toch maar verder zuidwaarts moeten vliegen.
Vanuit de te warme coupé met kille, grijswitte wanden en helblauw meubilair krijg ik een onweerstaanbare drang om naar buiten te gaan. Laarzen aan en banjeren door de rietlanden en de half ondergelopen weilanden. Te struinen door het kreupelhout en te zien wat het gebladerte vanaf het voorjaar weer allemaal verbergt.
De koude droge lucht inademen. Geen telefoon of andere zaken in mijn zakken. Gewoon, zo’n rugzak mee met een thermosfles en een stel bruine boterhammen met kaas. En natuurlijk een koek gevuld met amandelspijs. Een stroopwafel mag ook.
Verrekijker mee. Kompas. Al is het maar voor het idee. Een kaart, misschien?
En daar is de ringdijk al weer. Einde leegte. Keurige jaren-tachtigbouw aan de Naardense kant. Bussum. Bussum zuid. Hilversum Noord. Uitstappen. Uitchecken.
Weg droom?
Of ben ik het die wegdroomt. Mijn geest verlangt naar een tijd waarvan ik me afvraag of die ooit echt bestond. Het klinkt zo absurd simpel. Zo simpel dat het in Nederland vrijwel niet haalbaar is zonder regels te breken.
Gelukkig is er een officiële weg naar een officiële vogelspothut. Kun je lekker met je verrekijker, bruine bammetjes en thermosfles net doen alsof.
Je bent van harte welkom op het Hogeland, daar waar dromen en dwalen nog prima kan.
Ha! Daar heb ik in het verleden vaak gezocht naar die ene plek.. Zo was ik altijd op zoek naar waar de verschillende kleine stroompjes ontsprongen, maar vond die eigenlijk nooit omdat er dan weer een stuk land tussen zat waar je niet overheen kon…